Noordwijk, oktober 1997, door Aad van der Poel
Oktopus: klankbord
van jongeren en gedachten
Wie zich het eind van de zestiger jaren goed herinnert, weet nog hoe de jeugd zich destijds afzette tegen de oudere generatie. Met lange haren en harde muziek geven ze uiting van hun afkeer tegen de maatschappij. De musical Hair wordt vanwege het controversiële karakter bijna verboden. Maar het is ook de tijd van de flower power: Love en Peace maken daarin de dienst uit. Op grote popfestivals, als dat van Woodstock, luisteren honderdduizenden hippies ‘hand in hand’ naar artiesten als Jimy Hendrix en Crosby, Stills & Nash. Tijdens de overgang naar de jaren zeventig scoren Simon and Garfunkel hit na hit met singels die van hun album Bridge over Troubled Water komen. Tezamen met Donovon en Bob Dylan vormt dit duo een dankbare bron van inspiratie voor een verschijnsel dat binnen de Katholieke kerk als de zogenaamde beatmis op gang komt. |
Het is Joop’s broer Clemens die rondloopt met de gedachte een jongerenkoor te beginnen. De eerste aanzet daartoe is gekomen van kapelaan Al, een jonge geestelijke die op zijn beurt weer inspiratie opdeed in Haarlem, waar Bisschop Zwartkruis als enige tijd beatmissen toestaat in de Bavokerk. Clemens’ pogingen om Joop ook toe te laten treden tot het toekomstige koortje hebben onverwacht snel succes als hij diens eis inwilligt. Om van het gezeur af te zijn heeft Joop namelijk gezegd: "Oké, ik doe mee, als ik dirigent mag zijn”. Johan de Graaf is de organist. Hij mag voor de repetities voorzichtig (!) gebruik maken van het kerkorgel. Een toezegging die echter regelmatig wordt vergeten als er weer eens een "ruig nummer” aan het repertoire moet worden toegevoegd.
De eerste uitvoering in oktober 1971 al Joop nooit vergeten. De kerk zat stampvol. Op de voorste tijd wachten de nonnen van het klooster op de dingen die gaan komen; ernstige gezichten onder de kapjes. De twintig leden van Oktopus staan met knikkende knieën klaar. Dirigent Beenakker is op van de zenuwen. Een uur later is het gedaan. Voor het eerst in haar bestaan klinkt er spontaan applaus in de Vennepse R.K. kerk. Ook de zusters klappen geestdriftig met de massa mee. Nieuw-Vennep staat aan het begin van de Oktopus periode.
Vijf jaar lang kan de uittocht van met name jongeren binnen de Katholieke kerk enigszins tot staan worden gebracht. Een ommekeer die mede te danken is aan de herkenbare teksten, die tijdens de vieringen worden gezongen. Voordat Joop daartoe inspiratie vindt ik de ‘Servicemap Jongeren Liturgie’ wordt hij tekstueel bijgestaan door kapelaan Al.
Aad Mesman meldt zich en wil wel drummen, maar heeft geen instrument. Als het kerkbestuur treuzelt met de aanvraag, gaat Oktopus een lening aan van 400 gulden. Met de komst van de gebroeders Fred en Jan Kolman heeft het koor voortaan een echte begeleidingsband. Benzinepomp bediende Joop gebruikt de rustige momenten op het tankstation om telefonisch contacten te leggen met parochies in de omgeving. Hij vraagt ze 100 gulden voor een optreden. Als protestantse kerken en instellingen, waaronder de Haarlemse Koepelgevangenis, worden geboekt, staat de agenda binnen de kortste keren vol.
In 1974 besluit Joop de studie te hervatten. Hij wil onderwijzer worden en leert zodoende ook noten lezen. Dit betekent het spoedige einde van de ‘op het gehoorperiode’.
Tijdens het kerstconcert van dat jaar zingt Oktopus bovendien vier- in plaats van twee stemmig. Terugkijkend op die twee jaren die daarna kwamen, zegt Joop nu - ruim twintig jaar later – ze als een "slopend artiestenbestaan” te hebben ervaren. Bijna elk weekend is het raak en tussendoor moet er natuurlijk gerepeteerd worden. Nadat er in 1976 een vaste aanstelling op een Noordwijkse school volgt, besluit hij dan ook een punt te zetten achter ‘zijn’ koor. Zondag 15 mei 1976, halverwege het laatste lied, draagt de kleine dirigent het stokje over aan Joop Cappendijk.
Joop is getrouwd met Gea, eveneens oud-Oktopus lid in Noordwijk. Over het aanstaande reünieconcert zegt hij onder andere nog het volgende: "Ik heb er ontzettend veel zin in, maar dit wordt ècht de allerlaatste keer!”.